Verlichtingskunde

Verlichtingskunde

Wat is licht?

Als beslissingsnemer (in de real estate sector) is het belangrijk de basisbegrippen te beheersen als het gaat over licht. Zeker wanneer het bv. gaat over een LaaS (Light as a Service) overeenkomst waarin veelal wordt verwezen naar de lichtberekeningen met begrippen die voor een leek minder bekend zijn. Gezien de meeste grootheden meetbaar zijn is het niet enkel van belang ze te hanteren bij de voorafgaandelijke lichtstudie, maar ook bij de prestatiemetingen na installatie. We kunnen dan ook meten of het licht waarvoor we betaalden ook doet wat er vooraf bepaald werd.

Lichtstroom (Ryckaert & Hanselaer, 2013)

De hoeveelheid zichtbaar licht wat uit een lichtbron of armatuur komt noemen we de lichtstroom (Φ). De eenheid waarin we dit uitdrukken is lumen of lm. Dit is een fotometrische grootheid die meetbaar is. Het betreft de volledige lichtcapaciteit die in alle richtingen wordt afgegeven. In begrijpbare taal: de hoeveelheid licht.

Dit uitgestraald vermogen kan als afgegeven energie in de eenheid watt (W) worden geregistreerd. Zo heeft men het begrip lumen per watt (lm/W). Dat geeft weer hoeveel energie er nodig is om een hoeveelheid licht op te wekken. Het is duidelijk dat in het kader van duurzaamheid we zoveel mogelijk licht willen met zo weinig mogelijk energie.

Door de Europese energie-efficiëntie richtlijn 2023/1791 van 13 september 2023 worden de ambities op dit vlak nog maar eens bijgesteld. De puur economische overwegingen uit het verleden worden uitgebreid met verplichte duurzaamheidsdoelstellingen.

Belangrijk om weten is dat de lichtstroom afneemt met de veroudering van het armatuur of lichtbron. Verder bespreken we dan ook de onderhoudsfactor van de installatie.

Gezien de technologische evolutie van LED stijgt het aantal lumen per watt zeer snel doorheen de jaren. Nieuwe modellen worden steeds performanter. Dit aan een snelheid die tot hiertoe ongezien is in verlichting. (Pimputkar, Speck, DenBaars, & Nakamura, 2009)

.

Historische ontwikkeling van lichtbronnen

Gezien deze snelle ontwikkeling zal verlichting ook steeds duurzamer worden. Dit kan  een beweegreden zijn om te kiezen voor LaaS. Zo kan de installatie de technologische ontwikkeling volgen. Om dit economisch te berekenen dient men de benodigde lumen te bereken voor het project en die af te zetten tegen het verbruik in watt. Het verbruik kan dan worden uitgedrukt in € per lumen. Door de rendementsverbetering af te zetten tegen de investeringskost (toestellen+installatie) kan men bepalen of het zinvol is om te re-lighten. Tot voor kort waren installaties met T5 fluorescentie uit puur energetisch oogpunt nog best te behouden gezien de investeringskost. Hier hebben we echter het keerpunt bereikt op basis van lm/W . Gezien de fluo-ban sinds augustus 2023 is het momentum er zeker om bestaande (recente) installaties te vervangen voor hun einde levensduur. Zeker wanneer het gebruik gelijk of meer is dan 2580 branduren (1 shift, 5 dagen per week)

Lichtsterkte

De eenheid van lichtsterkte is candela (cd) en geeft lichtstroom per ruimtehoek.

In mensentaal: hoe de geproduceerde lichtstroom ruimtelijk verdeeld wordt. Zo krijgt men bij lichtberekeningen al wel eens lichtverdelingscurves die weergeven hoe een specifieke lichtbron/armatuur zijn lichtstroom in de ruimte gaat verdelen.

Verlichtingssterkte

De verlichtingssterkte (E) beschrijft de hoeveelheid licht wat op een oppervlak neerkomt. Deze wordt in de eenheid lux (lx) gemeten. Ze is gedefinieerd als lumen door vierkante meter (1lx =1lm/m2). Lux kunnen we meten met een luxmeter. Volgens de fotometrische afstandswet neemt de verlichtingssterkte af met het kwadraat van de afstand tot de lichtbron. Per definitie zal de verlichtingssterkte ook afnemen als de lichtstroom afneemt doorheen de tijd.

Voor verlichtingssterkte wordt veelal verwezen naar de norm NBN EN 12464-1 dewelke bepaald hoeveel lux men moet hebben op werkplekken.

In het kader van een contractuele prestatie als bv. LaaS kan men dus perfect op geijkte punten en geijkte momenten de verlichtingssterkte meten om te bepalen of men nog binnen de scope van het contract zit. Belangrijk hierbij is ook het opgenomen vermogen te meten gezien intelligente lichtsturing er voor kan zorgen dat de lichtsterkte constant blijft doordat vanaf begin er een over dimensionering is. Het aantal lumen per watt gaat dalen!

Wanneer men bij een LaaS ook de verbruikte energie zou laten omvatten zal de aanbieder geneigd zijn om toestellen te gebruiken die zo weinig mogelijk verouderen.

Net als bij lumen per watt (lm/W) wat de efficiëntie van een toestel of lichtbron weergeeft kan men ook lux per watt gaan bepalen (lux/W). Lumen per watt geeft immers niet steeds de garantie voor een duurzaam lichtconcept. Wanneer men de hoeveelheid licht wil uitdrukken die bij een gegeven verbruik daadwerkelijk op het doeloppervlak terecht komt spreekt men beter over lux/W . Dit is in het kader van een LaaS overeenkomst beter te gebruiken. Je bepaald het lux niveau wat er op vooraf bepaalde meetpunten moet behaald worden doorheen de duur van de overeenkomst en het verbruik wat dit mag kosten. In de overeenkomsten kan ook een bepaalde veroudering worden afgesproken.

Luminantie

Verlichtingssterkte (E/lux) geeft het op een vlak vallend licht. Luminantie is echter het van het vlak uitgaande licht. Luminantie is eigenlijk wat het oog waarneemt.

Bij gelijke verlichtingssterkte zal je met een wit vlak een veel hogere luminantie hebben dan met een donker vlak.

Gelijkmatigheid

De NBN EN 12464-1 geeft niet enkel richtwaardes voor wat betreft de verlichtingssterkte maar ook betreft de verdeling ervan. De verlichtingssterkte kan, mag en moet misschien niet overal gelijk zijn. De variatie mag echter niet te groot zijn. Vandaar dat de norm ook de gelijkmatigheid bepaald heeft voor verschillende ruimtes. Dit is de minimale verlichtingssterkte op een bepaald vlak tot de gemiddelde verlichtingssterkte op datzelfde vlak.

Binnen een LaaS project is dit vooral bij aanvang belangrijk, en dit moet ook constant blijven doorheen de tijd.

Gebruiksduur – Levensduur – Maintenance factor (Bracke, Lootens, Hanselaer, & Ryckaert, 2017 rev.2)

Bij verlichtingssterkte was reeds sprake van de norm NBN 12464. Deze stelt dat de verlichtingssterkte ten allen tijde moet gegarandeerd zijn.

Door de veroudering van de installatie en de afname van de reflectiewaarden betekent dit dat een berekening steeds over-gedimensioneerd moet zijn om op het einde van de levensduur nog voldoende lux te hebben. Hiertoe is het begrip "maintenance factor" MF bepaald. Onder "maintenance" verstaan we niet enkel onderhoud, maar ook behoud!

De MF wordt opgedeeld in vier deelfactoren:

- LLMF: behoud van de lichtstroom van de lichtbronnen in de tijd (lamp lumen maintenance factor)

- LSF: uitval van een bepaald percentage van de lichtbronnen (lamp survival factor)

- LMF: vervuiling en degradatie van de armaturen (luminaire maintenance factor)

- RSMF: vervuiling van de ruimte (room surface maintenance factor)

De maintenance factor wordt berekend door vermenigvuldiging van de waardes van deze 4

parameters: MF = LLMF x LSF x LMF x RSMF

Hierbij is LSF = 1 indien een defecte lamp of defect verlichtingstoestel onmiddellijk vervangen wordt bij defect. Wanneer LSF < 1 dan is lampvervanging slechts periodiek, wat een optie is in toepassingen waar een oppervlak verlicht wordt door meerdere lichtbronnen en/of een goede uniformiteit niet vereist is.

Per definitie worden andere componenten die defect kunnen gaan zoals ballast/voorschakelapparaat/driver, dimmer, constant lichtregeling niet meegenomen in de maintenance factor. Bij een defect waarbij de vereiste verlichtingssterkte niet meer gehaald wordt, wordt er verondersteld dat deze onmiddellijk vervangen worden!

In het verleden werd voor fluorescentie een MF gehanteerd van 0,8 .

Voor LED verlichting echter kan men niet meer uitgaan van de standaard MF = 0,8 .

De factor wegens de vervuiling van de ruimte RSMF is wel nog steeds dezelfde. Een led-armatuur is anders opgebouwd en de armatuurbehoudsfactor LMF zal voor direct stralende led-toestellen waarschijnlijk beter zijn dan voor tl-armaturen, omdat er zich geen vuil bovenop een lamp opstapelt. Alhoewel er nog geen tabellen zijn voor de LMF van ledverlichtingstoestellen kan de waarde 0,95 (van EU 245/200930) gebruikt worden. Voor de reinigingscyclus van het verlichtingstoestel dient ook rekening gehouden te worden met de vereisten voor koeling: periodiek stof verwijderen van de koeloppervlakken bevordert immers de luchtstroom en houdt de warmteweerstand laag.

De LLMF voor led verlichtingstoestellen is niet constant en wordt lager als een grotere gebruiksduur gekozen wordt.

.

Lamp Lumen Maintenance Factor

De levensduur van de lichtbron wordt niet langer bepaald door de tijdsduur tot het gemiddelde defect, maar wel door de tijdsduur waarbij er nuttige werking is. Het gemiddelde lichtstroombehoud van led-verlichtingstoestellen wordt courant beschreven met behulp van de Lx-waarde, die een tijdsduur aangeeft in functie van het gewenste lichtstroombehoud:90%, 80%, 70%, x% behoud van de initiële lichtstroom. Deze waarde is afhankelijk van de omgevingstemperatuur. De fabrikant van verlichtingstoestellen kan de verschillende Lx waardes bezorgen, vaak bij meer dan één omgevingstemperatuur. Voor de maintenance factor wordt voor de LLMF het lichtstroombehoud gebruikt bij de geplande gebruiksduur en omgevingstemperatuur: de LLMF is de x-waarde die overeenstemt met Lx = gebruiksduur.

Lx-waarden zijn geen onvoorwaardelijk geldende waarden, maar wel volgend uit een extrapolatie van meetgegevens die verzameld werden in een veel kortere tijdspanne dan de opgegeven levensduur.

De waardes die hier gedefinieerd worden zijn binnen LaaS te gebruiken wanneer we gedurende het contract prestaties gaan meten. Hierbij moet het verbruik in watt steeds meegenomen worden in de prestaties. Er zal immers een "over dimensionering" zijn om de gewenste niveaus te halen. Om het verbruik van de over dimensionering te minimaliseren kan men :

- Een lichtregeling gebruiken

- Drivers gebruiken die instelbare of programmeerbare stroom hebben. Tijdens het onderhoud zou deze kunnen worden aangepast

- Er zijn ook toestellen die een schakeling hebben die de stroom verhogen doorheen de tijd om zo de lichtstroom constant te houden

Wat betekent LxBy : Wanneer we bv. een L80B10-waarde van 50.000 branduren hebben betekent dat na 50.000 branduren maximaal 10% van de led-verlichtingstoestellen (B-getal) teruggevallen is tot minder dan 80% van hun initiële lichtstroom (L-getal), of anders gezegd: na 50.000 branduren stralen ten minste 90% van de led-verlichtingstoestellen nog minstens 80% van hun initiële lichtstroom uit.

Hierbij spreken we van CLO (constant light output)

Belangrijk in de financiële evaluatie van de voorgestelde toestellen (onder LaaS of niet) is dat door het verbruik te minimaliseren met bovenstaande ingrepen (CLO) , er in de beginfase een opgenomen vermogen is dat veel lager zal zijn dan 100% van de driver. Het verbruik zal in begin lager liggen en naarmate de tijd stijgen. Concreet zit de besparing in € in het begin van de installatie wat de NPV ten goede komt!

Wanneer men met een LaaS overeenkomst werkt is het belangrijk ook op de RSMF te duiden. Ruimtes met sterke vervuiling geven soms sterk afgenomen prestaties. In magazijnen waar bv. met heftrucks op gas wordt gewerkt zullen de wanden snel vervuilen en de reflecties sterk afnemen. Onderhoud van de ruimte kan een onderdeel zijn van de service binnen LaaS.

Hoger werd maintenance factor gedefinieerd onder de veronderstelling dat bij volledig defect van het toestel dit vervangen wordt. Om echter het percentage defecte toestellen over de tijd te definiëren werd dit door de IEC (International Electrotechnical Commission) in de norm IEC 62722-2-1:2023 bepaald. (Lighting Europe, 2018).

Een C10-waarde van 60.000 branduren betekent dat na 60.000 branduren maximaal 10% van de led-verlichtingstoestellen (C-getal) defect zijn gegaan. C staat hier voor catastrophic.

Om levensduur te bepalen van een installatie moeten we spreken van de nuttige gebruiksduur dewelke bepaald wordt door boven beschreven parameters.

Juist omdat het moeilijk is om verlichtingstoestellen correct met elkaar te vergelijken kan een LaaS aangewezen zijn in projecten van een bepaalde omvang. De eigenaar (verhuurder) heeft er alle belang bij om de afgesproken levensduur en parameters te halen in de uitvoering van de overeenkomst.

Flikkering (KU Leuven Technologiecampus Gent Laboratorium voor Lichttechnologie, 2016

Bij LED verlichting is het flikkeren wat we al kennen van bij fluorescentielampen weer helemaal actueel. Zeker in het kader van ESG (Enviromental, Social, Governance) en groene, gezonde gebouwen (Marberry, Guenther, & Berry, 2022) is flikkering negatief voor het gevoel en productiviteit. Buiten hoofdpijn en migraine is er tevens het stroboscopisch effect waardoor objecten ogenschijnlijk stil staan. Zeker bij het dimmen van LED gebeurt dit vaak door het zeer snel aan- en uitschakelen van de LED's. Door gebruik van de juiste componenten vermijdt men flikkering.

Contrast

Binnen de verlichting gaat contrast over het contrast in luminanties tussen verschillende oppervlaktes en/of lichtbronnen. Te grote contrasten kunnen verblinding geven. Maar ook vermoeidheid van de ogen. Te lage contrasten geven dan weer moeilijke waarneming van oppervlaktes of volumes. Het werkt een saaie en slaapverwekkende omgeving in de hand.

Verblinding

Verblinding vermindert het vermogen van een persoon om voorwerpen waar te nemen en van elkaar te onderscheiden. Hierdoor wordt het zorgvuldig uitvoeren van een taak bemoeilijkt. Het is dan ook belangrijk verblinding te vermijden om vergissingen, vermoeidheid en zelfs ongevallen te voorkomen. Doorgaans worden twee types verblinding van elkaar onderscheiden. Enerzijds kan er directe verblinding optreden, rechtstreeks veroorzaakt door een of meerdere lichtbronnen (lampen, vensters, …). Anderzijds is er indirecte verblinding, veroorzaakt door reflecties van licht op een oppervlak.

Om directe verblinding van een toestel uit te drukken en te beoordelen bestaat de grootheid UGR (Unified Glare Rating) . Hoe lager de UGR-waarde, hoe kleiner het risico op verblinding. In de norm NBN EN 12464-1 worden maxima voorgeschreven in functie van de uit te voeren taken. In het kader van ESG en gezonde gebouwen dient de norm als minimum aanzien te worden.

Lichtkleur

Lichtkleur of kleurtemperatuur is een meetbare waarde uitgedrukt in Kelvin (K). Hoe lager de waarde K hoe warmer et licht. Hoe hoger hoe kouder. Warmer geeft meer rust en kouder stimuleert de concentratie. In het kader van duurzaamheid geven LED's in witte kleur (hoger K waarde) een hoger rendement in lm/W.

Kleurweergave

De mate waarin de kleurweergave door een bepaalde lichtbron correct gebeurt, wordt aangegeven door de kleurweergaveindex Ra (Colour Rendering Index (CRI)) van de lichtbron. Deze heeft een waarde tussen 0 en 100. Daglicht is de referentiewaarde CRI = 100

Gloeilampen en halogeenlampen hadden een CRI = 100

De kleurweergave is meetbaar. Bedoeling is natuurlijk dat we een CRI van 100 nastreven. Een installatie met een CRI = 100 heeft het voordeel dat wanneer deze constant blijft doorheen de tijd, men toestellen kan vervangen zonder dat er zichtbare kleurverschillen zijn. Bedoeling van een goede verlichting is de CRI constant te houden gedurende de gebruiksduur. Binnen een LaaS dienen hierover criteria te worden gesteld.

De norm NBN EN 12464-1 schrijft de waarde voor de kleurweergave voor in functie van de visuele taak.

Human Centric Lighting (Kindt, Van De Putte, Vandevivere, & Ryckaert, 2020)

Human Centric Lighting (HCL) is het optimaliseren van verlichting rekening houdend met zowel visuele als niet-visuele welzijnseffecten van licht op de mens. In het kader van LaaS kan het de bedoeling zijn om het welbehagen met licht binnen ESG te verbeteren. (Deloitte, 2021)

HCL wordt ook wel 'biodynamisch' of 'circadiaans' licht genoemd.

Zoals hoger beschreven lag tot voor kort de focus binnen licht vooral op het visuele belang. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke voorkeuren van mensen zoals welke verlichtingssterkte/luminantie, kleurtemperatuur, kleurweergave of mate van (in)direct licht als meest aangenaam ervaren wordt. Ook belangrijk binnen ESG maar minder verregaand dan HCL. Zonder hier dieper op in te gaan heeft dit te maken met de lichtreceptoren binnen het oog. Begin jaren 2000 is binnen de medische wereld een bijkomstige receptor in ons oog ontdekt die via de oogzenuw in contact staat met onze biologische klok. Verlichting is dan ook meer dan enkel noodzakelijk om onze visuele taken uit te voeren. Begrippen als biologische duisternis duiden op een continue blootstelling aan hetzelfde licht. De hoeveelheid licht en de kleurtemperatuur geven onze biologische klok aan welk moment van de dag het is. Het juist zetten van onze interne klok, "synchronisatie" genoemd, dient elke dag opnieuw te gebeuren om ervoor te zorgen dat de periodes waarin we wakker zijn en slapen, zo goed mogelijk overeenkomen met de periodes waarin het dag en nacht is. Een slechte synchronisatie kan leiden tot ernstige slaapproblemen en andere gezondheidsklachten. Het installeren en instellen van goede verlichting kan deze kwalen helpen voorkomen.

Licht heeft wel degelijk een impact op ons lichamelijk functioneren. Onaangepaste

verlichting kan de kans op cardiovasculaire aandoeningen, immuniteitsstoornissen, diabetes en kanker zelfs verhogen. Een ontregeld circadiaans ritme zorgt immers voor een verstoring van de hormonale processen en lichaamsfuncties. Onder andere fluctuaties in onze bloedruk en hartslag worden gereguleerd door het circadiaans ritme en volgen idealiter een 24u-patroon. Indien dit ritme uit balans geraakt, kan dit het risico op cardiovasculaire aandoeningen verhogen. Daarnaast speelt het circadiaans ritme ook een rol in de aansturing van onze spijsvertering, groeihormoon en insuline. Verstoringen in deze processen kunnen bijgevolg aanleiding geven tot obesitas. Vervolgens is het hormoon melatonine niet alleen belangrijk voor onze slaap, maar ook voor onze celherstel. Dit kan op zijn beurt aanleiding geven tot verstoringen van ons immuunsysteem, waardoor het risico op kanker kan verhogen.

Licht heeft niet alleen een impact op onze slaap en onze lichamelijke gezondheid, maar ook op het cognitief functioneren.

Om in de praktijk HCL toe te passen zal men gebruik moeten maken van intelligente lichtsturingen die kleurtemperatuur en intensiteit (dimming) aan kunnen.

Maar ook bij aanvang zal men bij het lichtontwerp liefst gebruik maken van indirecte en diffuse verlichting. Ook lichtbronnen met voldoende cyaan in de lichtkleur (hoge K waarde) zijn aan te raden in omgevingen als kantoren of scholen. Een voldoende hoge lichtstroom is ook aan te raden.

Voor het interieur kan dan weer best gekozen worden voor lichte (wittinten) en cyaan omdat ze het gewenste licht reflecteren. Bij voorkeur nog in het gezichtsveld. Kleuren met lage reflectiewaardes zijn te vermijden.

Power factor (Rijckaert, 2011)

Power factor of arbeidsfactor van LED lampen en toestellen is een begrip waar vooral bij grotere projecten dient rekening mee gehouden. Voor particulieren was dit onbelangrijk tot de introductie van de digitale meters. Hoogspanningsgebruikers kennen dit begrip al langer. We beperken ons door het van belang te vermelden dat de powerfactor best zo hoog mogelijk is. (Gedurende de LaaS overeenkomst moet hij best ook zo hoog mogelijk blijven). Een lage power factor PF is in de eerste plaats een probleem voor de (distributie)netbeheerders. Verbruikers met een lage power factor verplichten de maatschappijen immers actief vermogen te leveren dat gepaard gaat met stromen in de kabels die groter zijn dan strikt noodzakelijk en dus met grotere kabelverliezen en een grotere belasting van transformatoren, kabels en centrales tot gevolg. Een slechte cosφ zal dan ook beboet worden door de netbeheerder. Er gaat immers energie verloren. In het kader van duurzaamheid is dit te vermijden.

Tot voor de intrede van de digitale meter was een lage cosφ enkel zichtbaar in een hoogspanning verdeelpost. Nu is dat wel zichtbaar en dus aan te rekenen. Ook voor kleinere installaties. De meeste fabrikanten nemen echter geen of nauwelijks maatregelen om een lage power factor te reduceren. De toestellen zouden hierdoor duurder worden. Een LaaS overeenkomst die ook de arbeidsfactor opneemt verplicht de leverancier om er wel naar te kijken.

Specifiek vermogen (KU Leuven Technologiecampus Gent Laboratorium voor Lichttechnologie, 2016)

Hoger hadden we het over visueel comfort en welbehagen. Een ander element binnen ESG vereisten is vanzelfsprekend de energiezuinigheid van een lichtinstallatie.

Als maat voor de energiezuinigheid van de verlichtingsinstallatie voor de algemene verlichting in onder andere klaslokalen en kantoren kan het specifiek vermogen gebruikt worden (uitgedrukt in W/(m².100lx)). Met "algemene verlichting" wordt de verlichting van de horizontale werkvlakken (zoals lessenaars en bureaus) bedoeld.

Het specifiek vermogen wordt dan berekend door het geïnstalleerde vermogen voor de algemene verlichting (zowel vermogen van lampen als van drivers) te delen door:

• de volledige vloeroppervlakte van de ruimte (zelfs indien er een randzone werd ingevoerd), uitgedrukt in m²

• de gemiddelde praktijkverlichtingssterkte over het werkvlak, uitgedrukt per 100 lx

Het is duidelijk dat hoe lager het specifiek vermogen, hoe duurzamer de installatie is.

Zoals hoger beschreven dient het specifiek vermogen ook in de tijd te worden geëvalueerd. Zeker binnen een LaaS overeenkomst. De licht technische meetbare parameters mogen dan wel binnen de overeenkomst vallen. De vraag die bijkomstig dient gesteld te worden is of het energetisch ook nog goed zit. Zeker in het geval van over dimensionering.

Een alternatief criterium om te beoordelen of een verlichtingsinstallatie energie efficiënt is, en waarbij ook de aanwezigheid van lichtregelsystemen in rekening wordt gebracht, wordt voorgesteld in de norm NBN EN 15193. De Lighting Energy Numeric Indicator (LENI), uitgedrukt in kWh/(m².a), geeft de totale hoeveelheid energie weer die er jaarlijks door de verlichtingsinstallatie verbruikt wordt per vierkante meter vloeroppervlak. De berekeningsmethode houdt zowel rekening met het verbruik van de verlichtingsinstallatie bij effectief gebruik als met het parasitair verbruik in stand-by toestand. Regelsystemen worden meegenomen in de berekening door toepassing van reductiefactoren op het verbruik tijdens dag- en nachturen. De LENI kan ook gebruikt worden om het energieverbruik voor verlichting van gebouwen met gelijkaardige functie maar met verschillende grootte en indeling te vergelijken.

Een meer algemene methode voor het beoordelen van de energie-efficiëntie van verlichtingsinstallaties werd voorgesteld door het Laboratorium voor Lichttechnologie van KU Leuven Technologiecampus Gent. Het criterium maakt het mogelijk om te berekenen hoeveel vermogen in een ruimte geïnstalleerd mag worden om energiezuinig te verlichten en tegelijk visueel comfort te verzekeren. Het maximaal te installeren vermogen hangt niet alleen af van de onderhoudsfactor, het armatuurrendement en de efficiëntie van de lichtbronnen en van de voorschakelapparatuur, maar ook van de lichtplanning. Hiertoe wordt de "utilantie" als parameter ingevoerd: de utilantie drukt uit hoeveel procent van de lichtstroom dat uit de armaturen komt, ook effectief de taakoppervlakken bereikt. Ze is onder andere afhankelijk van het stralingspatroon van de armatuur en van de combinatie "geometrie van de ruimte – inplanting van de armatuur in de ruimte". Aangezien in de berekening elk type taakoppervlak kan ingerekend worden (zowel horizontale, verticale als schuine taakoppervlakken (én combinaties ervan) zijn mogelijk), is het criterium geldig voor een brede waaier aan toepassingen (bv. kantoren, leslokalen, winkels, magazijnen,…). Door zijn algemeen karakter wordt dit criterium sinds 2010 in Vlaanderen gebruikt voor het toekennen van premies voor re-lighting aan niet-particulieren (bv. bedrijven en lokale besturen, maar ook scholen!).

Het spreekt voor zich dat energiebesparing nooit ten koste mag gaan van het visueel comfort. Dit principe wordt dan ook meegenomen in de EPB-regelgeving voor school- en kantoorgebouwen. Het E-peil wordt namelijk berekend als de verhouding van het primaire energieverbruik van het gebouw tot een referentieverbruik dat afhangt van een aantal indicatoren. Een van die indicatoren is de hulpvariabele L van elke ruimte. Deze is een (vereenvoudigde) maat voor de praktijkverlichtingssterkte in deze ruimte. Een verlaging van het visueel comfort (via een lagere waarde voor de hulpvariabele L en dus een lagere waarde voor de noemer), leidt bij gelijkblijvend energieverbruik (identieke teller) tot een stijging van het E-peil. Omgekeerd zal een dalend energieverbruik (en dus lagere waarde voor de teller), voor een gelijkblijvend comfort (zelfde waarde voor de hulpvariabele L en dus onveranderde noemer) leiden tot een daling van het E-peil.

Power over Ethernet (PoE) (Wissink, 2020)

In een klassieke installatie van telefonie, camera's, alarm, aanwezigheidsdetectie, verlichting enz. heeft iedere verbruiker zijn voedingsbron. Al de toestellen kunnen dan weer verbonden zijn door ethernet bekabeling en al dan niet deel uitmaken van een intelligent gebouw beheer systeem.

In een PoE installatie zal de data switch de toestellen ook van voeding voorzien. Hierdoor is er een centrale voeding en minder bekabeling. Door de technologische evolutie kunnen steeds hogere vermogens aangestuurd worden via PoE. Computers, schermen enz. kunnen nu ook gevoed worden over dezelfde bekabeling als de data welke hen verbindt.

De voordelen zijn duidelijk : minder bekabeling, minder complexe installaties, minder stopkontakten, centrale aansturing van de apparaten via één voeding (load balancing), lagere onderhoudskosten (voeding op een punt), eenvoudige aansturing van noodvoedingen, zeer lage spanning (veiligheid) … Maar ook op vlak van energie kan men een besparing realiseren. Gevalstudies geven besparingen bij LED verlichting van 42% op energie.

Door gebruik te maken van PoE kan men de gehele gebouw techniek intelligenter maken en met de beschikbare data aan de slag gaan. Buiten LaaS zal men dan ook best de andere geïntegreerde technieken aaS nemen gezien alles aan elkaar hangt.

Er zijn echter ook beperkingen aan PoE. De kabels kunnen maar een beperkte lengte hebben tussen de PoE energiebron (switch) en de verbruiker.

Het is duidelijk dat PoE voor verlichting nog in een beginstadium staat

.